Van Westrhenen ontwikkelde daar een nuttig denkmodel voor. In dat model zie je het als het ware voor je: feiten kunnen geordend worden in patronen op kaarten en die helpen te komen tot theorieën hoe de wereld in elkaar zit. Dat is niet gemakkelijk want het vereist abstract redeneren: leren ordenen en leren relateren. Omgekeerd kun je theorieën ook gebruiken om de werkelijkheid te begrijpen. Volgens Beishuizen berust kennisontwikkeling op een voortgaande wisselwerking tussen theorie en praktijk die verloopt via inductie en deductie. Gisse leerlingen hebben leren pendelen tussen theorie en praktijk.