Aansluitend bij Hoekveld en Van der Vaart kunnen in het aardrijkskundeonderwijs drie kerncompetenties onderscheiden worden:
  • De eerste competentie gaat over het hebben van een kaartbeeld van de wereld om je heen en besef van regionale variatie en regionale verschuivingen in de wereld;
  • Bij het tweede kerncompetentie gaat het om kennis van een aantal specifiek ruimtelijke vraagstukken zoals watermanagement, klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, ruimtelijke ongelijkheid en ruimtelijk inrichting;
  • De derde competentie houdt in dat je weet hoe je te werk gaat om aan geografische kennis te komen.
Van der Vaart constateerde in 2001 dat er in het aardrijkskundeonderwijs te weinig aandacht is voor de eerste kerncompetentie, de verwerving van een geografisch wereldbeeld. Sindsdien is er gelukkig een kentering zichtbaar.
Niet alleen is de fysische geografie weer in balans met de sociale geografie - en zo hoort het ook in een schoolvak waarin de relatie mens – natuur centraal staat – ook gebieden mogen weer. Maar dan niet als kapen- en kustenkunde. Gebieden zijn handelingscontexten en tegelijkertijd een kennisbasis om processen en ontwikkelingen te begrijpen. Gebiedskennis en kennis van ruimtelijke vraagstukken kunnen niet zonder elkaar!